Wat goed is moet je niet veranderen

Wat goed is moet je niet veranderen

Ons oog viel op het boek ‘Easy Interval Method’, verschenen in 2019 en geschreven door Klaas Lok. We kennen Klaas Lok van zijn vele hardloopsuccessen. Zelf had hij vijf Nederlandse records op zijn naam en staan en behaalde 24 titels bij de mannen en 2 bij de junioren. In de periode 1974 tot 1985 wonnen hardlopers die trainden met deze methode meer dan 70 nationale titels, 10 Nederlandse records en 2 wereldrecords bij de masters.

Klaas hield er een eigen trainingsmethode op na. Die schreef hij in 2005 uit in het boek ‘Het Duurloopmisverstand, Met de Souplessemethode’.  Oude koek? Nee, de methode is nog steeds actueel!

Oud en Nieuw
Met zijn nieuwe boek in de hand liepen we meteen naar de boekenkast. De eerste druk uit 2005 hebben we naast de nieuwe Engelstalige gelegd. De kern van het boek is ongewijzigd. De inleiding is gemoderniseerd en er zijn nieuwe succesverhalen toegevoegd.

Deze eerste druk kregen we van Jaap Vallentgoed, ook zo’n topper die nog lang bij de masters domineerde en hardloopsuccessen vierde. Vallentgoed was en is een adept van Klaas Lok. Meer van de tegenwoordige tijd zijn voorbeelden van Nederlands recordhouder op de 800 meter Bram Som (1:43.45). En viervoudig wereldkampioene V55 Silke Schmidt (1.500 m, 5.000 m, 10.000 m en halve marathon, Lyon 2015).

Beiden kennen we goed. Met Bram Som en zijn talentengroep van Team Zevenheuvelen hebben we samen met prof. Maria Hopman (Integratieve Fysiologie, Radboud Universiteit) gewerkt aan een Running Passport om meetbare verbeterpunten van atleten in beeld te brengen. De hardloopvermogensmeter Stryd bewees hierbij z’n waarde.

Silke Schmidt is Duitse, woonachtig in Leiden, en onder meer werkzaam als vertaalster. In opdracht van de internationale sportboekenuitgever Meyer & Meyer heeft Silke onze boeken ‘Das Geheim des Laufens’ en ‘Das Geheim des Radfahrens’ mogelijk gemaakt.

Dat het ‘Duurloopmisverstand’ tijdloos is, blijkt wel uit het aantal herdrukken dat is verschenen. In 2017 verscheen de 7e druk en is de belangstelling nog steeds onverminderd. Zelfs internationaal is deze zo groot dat Klaas Lok zich heeft laten verleiden tot deze nieuwe Engelstalige uitgave ‘Easy Interval Method’.

De eerste druk uit 2005 naast de kersverse Engelstalige editie met op het cover Klaas Lok voor Olympisch kampioen Steve Ovett. De duels die Ovett met Sebastian Coe uitvocht op de 800 m en 1.500 m zijn legendarisch.
De eerste druk uit 2005 naast de kersverse Engelstalige editie met op het cover Klaas Lok voor Olympisch kampioen Steve Ovett. De duels die Ovett met Sebastian Coe uitvocht op de 800 m en 1.500 m zijn legendarisch.

De essentie van de methode
De trefwoorden in de titels van de boeken geven helder de essentie weer van de trainingsmethode waar Klaas Lok en vele anderen groot profijt van hebben gehad: ‘duurloopmisverstand’, ‘souplessemethode’, ‘easy interval’.

De methode bouwt voort op de zogenaamde Verheulmethode, genoemd naar geestelijk vader Herman Verheul die de gangbare keiharde tempotrainingen aangevuld met lange duurlopen overboord zette. Verheul constateerde dat veel atleten door de lange duurlopen een zware, weinig soepele loopstijl ontwikkelden. Daarnaast geloofde hij niet dat zware tempotrainingen in combinatie met frequente wedstrijden heilzaam kan zijn.

Bij veel atletiekverenigingen wordt de filosofie van Verheul nog altijd in grote lijnen gevolgd, ook voor de wedstrijdatleten en prestatielopers bij onze Amersfoortse atletiekvereniging Altis.

Het boek gaat niet 100% over de Verheulmethode. Hoewel Klaas Lok alle eer aan Herman Verheul geeft, heeft hij het verder uitgewerkt en vernoemd naar een van de voor de trainingsaanpak karakteristieke woorden: de Souplessemethode.
Door de aard is de methode minder belastend en kost minder tijd omdat lange duurlopen achterwege blijven. Duurlopen blijven weliswaar nodig om de verschillende energiesystemen die je als hardloper gebruikt te trainen, maar de geringere omvang maakt het biomechanisch minder belastend.

Kenmerkend voor de methode is de afwisseling van zware trainingen met lichte waardoor supercompensatie ontstaat en fitheid verbeterd. Klaas Lok maakt gebruik van de inzichten van Adri Hartveld die indertijd honderden atleten met overbelasting heeft gezien en hun trainingsaanpak beoordeelde.

De methode is geschikt voor ervaren hardlopers, maar ook voor beginners. Het boek geeft voorbeelden en op de methode gebaseerde schema’s voor een 1.500 m training tot de marathon, en speelt in op het aantal trainingen waar je in een week tijd voor hebt.

Vaste trainingselementen
Wat opvalt, is dat veel van de duurlopen in traditionele schema’s vervangen worden door relatief rustige interval trainingen of soms een langere training met versnellingen. Voor atleten die veel wedstrijden lopen, vormt de wedstrijd de anaerobe (snelle) training. Loop je minder wedstrijden dan gaat het niet tweemaal, maar eenmaal in een week hard. In elke training zitten versnellingen (running fast every day).

Voordelen
In het boek worden de voordelen van de methode opgesomd. Wij horen dit ook van de liefhebbers van de methode terug. Dat neemt niet weg dat we het zelf heerlijk vinden om in het weekend een hele lange duurloop te doen in ons hardloopterritorium in Den Treek, de Leusderheide en de Utrechtse Heuvelrug.

Wij beweren niet dat de methode van Klaas Lok beter is dan andere methoden. Wij herkennen wel dat niet alle hardlopers hetzelfde in elkaar zitten en hetzelfde qua trainingsarbeid kunnen verteren. En ervaren ook zelf dat zo’n hele lange duurloop een paar dagen herstel vergt. Wij denken dat velen met deze methode geholpen zijn.

Gemelde voordelen van de Souplessemethode, oftewel Easy Interval Method, zijn:

  • Een lichter trainingsprogramma;
  • Meer plezier in de training;
  • Meer reactiviteit in de benen;
  • Gerichte training van de snelle spiervezels;
  • Met hogere snelheid kunnen lopen voordat verzuring optreedt;
  • Minder blessures door overbelasting in de training;
  • Beter geschikt voor het onderhoud van snelheid en reactiviteit bij atleten ouder dan 35 jaar;
  • Fitter en beter geprepareerd bij wedstrijden;
  • Sneller herstel na wedstrijden;
  • Vaker een wedstrijd kunnen lopen;
  • Sneller in vorm na een periode zonder training vanwege ziekte of blessure.

Schema’s
Het boek staat boordevol met schema’s voor het juiste gebruik van de methode. Het geeft ook handvatten voor de tempo’s waarin gelopen moet worden. Niet geheel toevallig sluiten deze aan bij de intervaltempo’s die we in een eerder ProRun artikel gaven, als je het gemakkelijker vindt die te hanteren. Als je de schema’s op basis van vermogen wil trainen hebben we op ProRun ook een handige calculator voor de vertaling van tempo naar vermogen voor je.

Veel lees- én loopplezier!

Lees verder...

Vul je 10K-PR in en kijk wat je kunt lopen op de (halve) marathon

Vul je 10K-PR in en kijk wat je kunt lopen op de (halve) marathon

Wil jij weten wat voor tijd je kunt lopen op een 10K, halve marathon of hele marathon?

Vul hieronder je tijd in op de afstand waar je recent een PR op liep en de calculator berekend welke tijd je kunt lopen op een andere afstand.

Klopt het bij jou?

Of is er een afstand waar je nog een dik PR kunt lopen?

[calculator type=”afstand”]

Zijn er afstanden waar je beduidend langzamer op liep, dan de calculator aangeeft? Dan kun je vermoedelijk nog harder lopen op die afstand. Maar ook wind, heuvels, ondergrond, temperatuur en tal van andere zaken hebben uiteraard invloed op de tijd die je werkelijk gelopen hebt.

Hoeveel dit was kun je eenvoudig berekenen met onze uitgebreide calculator op ProRun.

https://www.prorun.nl/calculator/het-geheim-van-hardlopen/

Lees verder...

Waarom de mensen van de INEOS Challenge de wetenschappers in Eindhoven benaderden

Waarom de mensen van de INEOS Challenge de wetenschappers in Eindhoven benaderden

In ons artikel voor ProRun over de geslaagde poging van Eliud Kipchoge om de marathon onder de 2 uur te lopen schreven we dat de luchtweerstand een belangrijke sleutel van het succes was.

Beperking van de luchtweerstand was de opzet van de merkwaardige V-formatie waarin Eliud Kipchoge op zaterdag 12 oktober 2019 in Wenen liep. Het idee van de V-formatie voor de INEOS 1:59 Challenge kwam oorspronkelijk van de Amerikaanse aerodynamicaspecialist Robby Ketchell. Samen met de Eindhovense hoogleraar prof. Bert Blocken is het idee doorontwikkeld en in de windtunnel van de Technische Universiteit Eindhoven met poppen op schaal getest en verder geoptimaliseerd.

Een excursie van de beroepsvereniging van ingenieurs, het KIVI, naar deze windtunnel, was een mooie aanleiding voor Ron om hier eens te gaan kijken en meer te horen over deze bijzondere testlocatie.

De schoenen of de formatie?
Op de rechtstreekse vraag aan prof. Blocken wat doorslaggevend was voor het succes, de Nike Alphafly’s waar Eliud Kipchoge op liep of de formatie met de hazen, kwam vanzelfsprekend een ontwijkend antwoord. Wel voegde Blocken nog met een glimlach toe dat de TU/e best wat meer had kunnen vragen voor het onderzoek als ze weet hadden gehad van het beschikbare budget voor de Challenge en wat allemaal gedaan is om het mogelijk te maken. Zelfs het parcours in Wenen was nieuw geasfalteerd.

Nu we meer over de schoenen weten, denken we zelf dat het in Wenen in theorie nog veel sneller had gekund dan de al fantastische 1:59:40.6. Feitelijk gaf de Audi E-tron met de tijdklok het tempo van de formatie aan. Met laserstralen op het wegdek werd precies aangegeven waar de hazen moesten lopen. De formatie is op deze manier niet tot het gaatje gegaan. Ze hebben het tempo gelopen dat opgedragen werd.

Of het heel veel sneller kon, is natuurlijk de vraag. Op een bepaald moment zijn niet meer de schoenen of de luchtweerstand de beperkende factor maar de cadans en de paslengte waarmee gelopen kan worden.

De loopsnelheid is het product van cadans en paslengte. Twee uur lang een hoger dan normaal beentempo aanhouden is geen sinecure. En je moet wel heel soepel in de heupen zijn om zo lang met een nog grotere paslengte te kunnen lopen. In de tabel laten we zien welke reuzenpassen bij een bepaalde cadans nodig zijn om een nog snellere tijd te lopen. De tabel maakt ook duidelijk dat een paar procent grotere stappen dankzij een springverende carbon plate in de zool van de hardloopschoenen het gemakkelijker maakt een snellere tijd neer te zetten.

Vanuit de praktijk hebben we in het boek ‘Hardlopen met Power!’ geschreven dat Mo Farah de 10.000 m met passen van 2,20 m en een cadans van 180 ppm loopt. Kenenisa Bekele liep in de Parijs Marathon (2:05:03) passen van 1,85 m bij een cadans van 182 ppm. Farah en Bekele hadden nog geen Vaporfly’s of Alphafly’s…

Marathon, cadans en paslengte

Met de punt naar voren of naar achteren?
Wat de slimste formatie is vanuit oogpunt van de luchtweerstand is helemaal afhankelijk van het doel. In Dubai liep de groep van elf eliteatleten de marathon van start tot finish. Zij hadden daarom de behoefte om als groep met gemiddeld de laagste luchtweerstand – en dus de minste energie – te lopen. Dan loop je net als bij de eerste poging van Eliud Kipchoge in 2017 in Monza in een groep met de punt naar voren.

In Wenen was de formatie anders. Eliud kreeg hulp van vijf teams met elk zeven hazen die afwisselend een ronde in het Prater-park Eliud uit de wind hielden. Vanwege al die hulp is gekozen voor een formatie waarin de hazen nadeel hebben maar de positie van Eliud Kipchoge juist gunstiger was vanuit oogpunt van luchtweerstand.

De V-formatie met Eliud Kipchoge had in Wenen de punt naar achteren.
De V-formatie met Eliud Kipchoge had in Wenen de punt naar achteren.

Prof. Bert Blocken liet een mooi ander voorbeeld zien. Bij een ploegentijdrit in een wielerwedstrijd is de luchtweerstand een minstens zo belangrijk aspect. Hier rijdt steeds de volgende renner voorop en laat zich vervolgens afzakken om achteraan weer aan te sluiten. Prof. Bert Blocken zei hierover: “Wat we hier kunnen meten is welke volgorde van renners de minste energie vraagt van de groep als geheel. Dus wat de meest optimale formatie is. Voor zover wij weten kan dit nog op geen enkele andere plaats in de wereld.” De complete zes man sterke tijdritploeg van LottoNL-Jumbo (nu: Team Jumbo-Visma) werd in deze windtunnel getest. Levert het veel tijdwinst op? In topsport gaat het soms om seconden of zelfs fracties van seconden. Een aerodynamisch slimme volgorde van renners in de formatie loont dan zeker.

Wielrenners hoeven niet lang in de windtunnel door te brengen. Als een goede fietspositie is bepaald, leggen de wetenschappelijke medewerkers zijn of haar contouren vast en maken een levensechte pop van de renner. De ideale fietspositie is niet altijd de meest aerodynamische. Het comfort van de renner en een goede zit voor optimale vermogensgeneratie op de pedalen zijn minstens zo belangrijk.

Grosso modo tekent de fiets voor een aandeel van 25% in de luchtweerstand en de renner zelf 75%.

Windonderzoek is niet goedkoop. Niet alle sporten kunnen het zich veroorloven. Vrouwenwielrennen heeft al behoorlijk minder financiële armslag dan de mannelijke collega’s op de fiets.

Faculteit bouwkunde
Een logische vraag is waarom de windtunnel in Eindhoven staat en niet bij het sportcentrum Papendal. Het antwoord is eenvoudig. Prof. Blocken is weliswaar zeer sport minded, maar als civiel ingenieur primair geïnteresseerd in windbelastingen in de gebouwde omgeving. Prof. Blocken heeft dan ook een leerstoel op het gebied van bouwfysica aan de faculteit Bouwkunde van de TU/e.

Prof. Blocken is eindverantwoordelijk voor de exploitatie van deze in 2017 in gebruik genomen windtunnel. Waar de meeste windtunnels gebouwd zijn voor de lucht- en ruimtevaart -zoals van het Nederlands Lucht- en Ruimtevaartcentrum (NLR) in Marknesse waar we de Stryd v3 hardloopvermogensmeter met wind port getest hebben, worden in deze Eindhovense windtunnel de windstromen vlak boven het aardoppervlak gesimuleerd.

Deze atmosferische grenslaagtunnel is dus bedoeld om zaken op de grond te testen: modellen van afzonderlijke gebouwen en gebouwclusters. Maar bijvoorbeeld ook schepen, auto’s en dus sporters. Effectief is er over een lengte van 27 meter ruimte om testopstellingen te plaatsen. De interne hoogte van dit deel van de tunnel is 2 meter bij een breedte van 3 meter. De maximale windsnelheid is 35 m/s. Dat komt overeen met windkracht 12.

“Deze tunnel maakt het mogelijk om windeffecten rond bijvoorbeeld gebouwen te meten, we houden rekening met de juiste turbulentie karakteristieken en windvlagen, net zoals de wind in de werkelijkheid ook nooit met een constante snelheid waait.” legde prof. Blocken uit.

De Eindhovense windtunnel bevindt op de campus van de TU/e in het gebouw Ventur.
De Eindhovense windtunnel bevindt op de campus van de TU/e in het gebouw Ventur.

De hoogte van de windtunnel is beperkt. Dat maakt dat meestal met modellen op schaal wordt gewerkt. De wetenschappers vertalen aan de hand van schaalwetten de meetresultaten naar full scale. Daarmee wordt het belang om ook andersoortig onderzoek in de windtunnel te doen duidelijk.

De wetenschappelijke vraagstukken bij luchtweerstand in sport kunnen weliswaar niet met de kennis van de invloeden in gebouwde omgeving beantwoord worden maar bieden als wisselwerking inzichten op die voor andere toepassingen van belang zijn.

We zagen zo een meetbalans voor de windtunnel waar het Equipment & Prototype Center van de TU/e aan werkt om nog nauwkeuriger aan een wielrenner met fiets te kunnen meten. Onder het platform waar de fiets op gemonteerd gaat worden, zit een draaibare constructie om heel precies vanuit alle windrichtingen in tweedimensies krachten te meten. Zo’n meetbalans is natuurlijk vervolgens ook voor andere onderzoeksvraagstukken beschikbaar.

“In Eindhoven is vanwege de research omgeving maatwerk mogelijk”, legde een van de medewerkers uit. “Bij commerciële windtunnels heeft een opdrachtgever mede vanwege de kosten slechts de keuze uit een aantal standaard opstellingen.”

Zonneklaar vinden de medewerkers het heel inspirerend om ook aan vraagstukken over de invloed van de luchtweerstand bij sporters te werken.

Lees verder...

Vermogensmeting: vervolgonderzoek verschillen tussen Stryd en Polar

Vermogensmeting: vervolgonderzoek verschillen tussen Stryd en Polar

Omdat we de laatste weken veel vragen krijgen over het vermogen van Polar, herplaatsen we dit artikel van Ron van Megen en Hans van Dijk over dit onderwerp (red.)

Sinds 3 jaar zijn we betrokken bij het hardlooponderzoek van Radboud Universiteit Nijmegen.

Samen met hoogleraar Integratieve Fysiologie prof. Maria Hopman en coach Bram Som van het Seven Hills Running Team, proberen we grip te krijgen op ‘het geheim van de training’.

De resultaten van het onderzoek rapporteren we regelmatig op ProRun. Natuurlijk doen we zelf ook mee. Op de foto’s zie je Hans (links) en Ron (rechts) op de loopband in het onderzoekslaboratorium van de universiteit.

Eerder onderzoek 
In het onderzoek van 2017 deden deden we gelijktijdige VO2metingen(in ml O2/kg/min) en vermogensmetingen met de Stryd (in Watt/kg). We vonden toen dat er een hele goede correlatie was tussen het vermogen en de VO2. Dit bevestigde dat de Stryd vermogensmetingen die je zelf elke training kunt doen een heel goede vervanger zijn van de VO2 max bepaling die je bij een Sportmedisch Adviescentrum moet laten doen. Ook vonden we een significant en consistent verschil tussen getrainde en ongetrainde hardlopers.
Getrainde hardlopers zijn in het voordeel met:

1. 5% minder mechanisch energieverbruik (ECOR 0,99 versus 1,04 kJ/kg/km)

2.10% minder zuurstofverbruik (RE 215 versus 237 ml O2/kg/km)

3.Een 4% betere metabole efficiëntie (24% versus 23%)

In het onderzoek van 2018 [RvM1]  bouwden we voort op deze resultaten en vonden we interessante correlaties tussen ECOR, RE en Leg Spring Stiffness (beenveerstijfheid, LSS).

LSS is een van de begrippen die beschikbaar komen bij het gebruik van de Stryd hardloopvermogensmeter. Denk aan je been als een veer waarop je lichaam “beweegt”. Hoe stijver de veer, hoe minder energie het kost om jezelf bij elke stap voort te bewegen. Deze meetwaarde, de LSS, meet de stijfheid van de spieren en pezen in je been. We vonden toen de volgende correlaties:

De resultaten bevestigden onze eerdere bevindingen dat de gegevens van Stryd zeer goed kunnen worden gebruikt voor dagelijkse optimalisatie van training en loopstijl. Verbeteringen in training zouden moeten leiden tot zowel lager energieverbruik (ECOR) als tot lager zuurstofverbruik (RE) bij een bepaalde snelheid. De ECOR kan worden verminderd door de cadans te verhogen en de GCT te verlagen. De RE bleek sterk gecorreleerd te zijn met LSS: hardlopers met een hogere LSS hebben een lagere RE. Omdat ECOR en RE concepten zijn die met veel factoren samenhangen, verwachten we dat de optimale loopstijl van persoon tot persoon zal verschillen.

De kunst is dus om te komen tot een individueel running metrics paspoort.

Het onderzoek van 2019: vergelijking Stryd en Polar vermogenswaarden

Dit jaar hebben we het onderzoek gericht op een vergelijking van de vermogenswaarden van Stryd en Polar. In het project deden 7 jonge hardlopers (12-17 jaar) mee van het Seven Hills Running Team. Deze groep wordt getraind door Bram Som. Alle atleten hebben een stapsgewijze maximaal inspanningstest gedaan op een loopband (bandsnelheden tussen 11-21 km/h). Het zuurstofverbruik is gemeten en met de hulp van de Stryd en Polar hardloopvermogensmeters zijn diverse running metrics bepaald. Uit een eerdere vergelijking van de meetprincipes van Stryd en Polar hadden we de hypothese opgesteld dat het verschil tussen beiden gelijk zou moeten zijn aan de energy-recovery in de voetboog en Achillespees tijdens de landing. De Stryd meet het netto-energieverbruik en de Polar het bruto-energieverbruik, dus inclusief de energy-recovery.

De belangrijkste resultaten zijn weergegeven in de onderstaande figuren.

De resultaten van de Stryd bevestigen ons eerdere onderzoek:

1.De netto Energy Cost of Running (ECOR) is ongeveer gelijk aan 1,00 kJ/kg/km

2.De ECOR is iets lager bij hogere snelheid

3.De ECOR is iets lager bij hogere cadans

4.De ECOR is iets lager bij lagere GCT (Ground Contact Time)

De resultaten van de Polar blijken nauwelijks afhankelijk van de onderzochte variabelen en geven min of meer een constante waarde voor de ECOR van 1,28 kJ/kg/km. Dit betekent tevens dat het verschil tussen de Polar en de Stryd waarden niet constant is, maar kan variëren tussen 25% (lage snelheid, lage cadans, hoge GCT) tot 35% (hoge snelheid, hoge cadans, lage GCT).

Als de hypothese waar is dat het verschil tussen de Stryd en de Polar waarden gelijk is aan de energy-recovery tijdens de landing, zou dit betekenen dat de energy-recovery toeneemt bij een hogere snelheid, een hogere cadans en een lagere GCT.

Dit lijkt niet onlogisch, maar wij vinden het te vroeg om op basis van deze resultaten te concluderen dat de hypothese bewezen is, temeer daar het ons wel bevreemdt dat de Polar waarden zo constant zijn en onafhankelijk van snelheid, cadans en GCT.

Hans van Dijk, Bram Som en Ron van Megen delen de belangstelling voor wat iemand een betere loper maakt.

Je kunt het effect van alle factoren op je prestaties nalezen in ons boek Hardlopen met Power!

Lees verder...

De Nike Vaporfly’s nog een keer onderzocht

De Nike Vaporfly’s nog een keer onderzocht

De lezers van ProRun zal niet ontgaan zijn dat we onder de indruk zijn van prestaties van de snelle Nike Vaporfly schoenen.

We hebben voor ProRun al eens in beeld gebracht wat wereldwijd aan informatie over de prestaties met de schoenen te vinden is. De Vaporfly’s hebben we zelf meer dan eens getest. Het Geheim van Nike hebben we nog niet helemaal ontrafeld. Er is geen enkele twijfel dat hardlopers van elk niveau betere tijden lopen met deze schoenen. Ook het gedegen onderzoekswerk van de Deen Claus Hechmann dat we onder ogen kregen bevestigt dit weer eens.

Hechmann is net als wij enthousiast over de Stryd hardloopvermogensmeters. En is bij de ProRun-lezers bekend van de marathon van Andalusië (Malaga, Spanje). In potentie is dit de snelste marathon ter wereld vanwege een hoogteverschil van 1938 meter tussen start en finish. In dit artikel vatten we de conclusies van het onderzoek van Hechmann samen.

Regelgeving
Sinds de lancering in 2017 van de Nike Vaporfly 4% en in 2019 de Nike Vaporfly Next% en recent de Nike AlphaFly is veel gediscussieerd over waar de grens ligt voor mechanische doping. Want daar is vriend en vijand het wel over eens: de constructie van de schoen is verantwoordelijk voor de betere tijden. Eind januari 2020 besloot World Athletics – de voormalige IAAF – aan welke regels hardloopschoenen dienen te voldoen:

  1. De zool mag niet dikker zijn dan 40 mm.
  2. De schoen mag niet meer dan één stijve ingebedde plaat (van enig materiaal) bevatten die over de volledige lengte of slechts een deel van de lengte van de schoen loopt. De plaat kan uit meer dan één deel bestaan, maar die delen moeten opeenvolgend in één vlak worden geplaatst (niet gestapeld of parallel) en mogen elkaar niet overlappen.
  3. Voor een schoen met spikes is een extra plaat (op de bovengenoemde plaat) of een ander mechanisme toegestaan, maar alleen voor het bevestigen van de spikes aan de zool en de zool mag niet dikker zijn dan 30 mm.

Vrij vertaald heeft World Athletics bepaald dat een hardloopschoen niet meer dan één stijve plaat van koolstof, titanium of soortgelijk stijf materiaal mag bevatten en dat de dikte van de zool van de schoen niet meer dan 40 mm mag bedragen. Deze regels gelden uiteraard voor alle merken schoenen. En dat is nodig ook want in de media gonst het van aanstaande introducties van schoenen met carbon plates, zoals – alfabetisch – de Adidas Adizero Pro, de Brooks Hyperion Elite, de Hoka Carbon X, de New Balance FuelCell TC en de Saucony Endorphin Pro. En ook “ASICS is cooking up a carbon-plated shoe’ voor de Olympische Spelen in Tokio.

Over het artikel
In het artikel over zijn onderzoek licht Hechmann eerst het nodige toe over de fysische en fysiologische basiswetten die bij hardlopen een rol spelen. Hij haalt daarbij informatie aan uit zijn boek Fietstraining dat hij naar hardlopen heeft vertaald. Hij heeft ook informatie uit ons boek ‘The Secret of Running’ gebruikt, een van de internationale edities van het gecombineerde ‘Het Geheim van Hardlopen’ en ‘Hardlopen met Power!’.

Na de introductie van hartslagmeting en GPS-horloges wordt het gebruik van hardloopvermogensmeters door velen als de derde revolutie bij hardlopen aangeduid. Is het gebruik van carbon-plates in schoenconstructies dan de vierde revolutie?

De testprocedure
Voor zijn testen heeft Hechmann tien paar verschillende schoenen in verschillende gewichtsklassen gebruikt. Schoenen werden in eerste instantie met een hardloopvermogensmeter (Stryd) en zuurstofopname apparatuur (Cosmed K5) op een loopband getest. Het komt erop neer dat Hechmann specifiek energieverbruik volgens de Stryd (ECOR in kJ/kg/km) en loop efficiëntie als specifiek zuurstofverbruik (RE in ml O2/kg/km) gemeten door de Cosmed gebruikt.

De schoenen zijn ook op de weg getest. Hier keek hij naar het met de Stryd bepaald energieverbruik bij de tempo’s. Net als Hans en Ron tijdens de Asselronde, zag Hechmann bij een snellere schoen lagere hartslagen bij de tempo’s.

De resultaten
Op de loopband zag Hechmann dat afhankelijk van de schoen het zuurstofverbruik verschilde als het zelfde wattage werd gelopen. Het spierrendement (de metabole efficiëntie, ME in %) blijkt bij de Vaporfly tot bijna 4% gunstiger dan bij de Saucony Munchen.

Op de weg stelde Hechmann bij diverse gelegenheden onder meer vast dat hij met de Nike VaporFly (gewicht 200 gram) 8 tot 10 seconden per kilometer sneller was dan bijvoorbeeld met de New Balance More (gewicht 300 gram). Zijn paslengte bij gebruik van de Vaporfly bleek groter dan normaal. Aangezien de in het speciale Zoom X schuim opgesloten carbon-plate een gebogen vorm heeft en veronderstelt hij dat dit bijdraagt aan de veerwerking.

In het boek Hardlopen met Power! schreven we nog dat de veerwerking bij hardlopen vooral uit de Achillespees en voetboog komt en de wedstrijdschoen zelf maar weinig bijdraagt. Nike heeft hier dus verandering in weten te brengen.

In de volgende opsomming en afbeelding heeft Hechmann zijn onderzoeksresultaten voor de verschillende door hem geteste schoenen (maat US 9½) samengevat.

  • 0% Saucony Munchen (270 gram) en New Balance 1080 (280 gram)
  • 1% New Balance More (300 gram)
  • 2% New Balance Rebel, (200 gram), New Balance 1400 (200 gram) en Altra Duo (240 gram)
  • 3% Newton afstand (240 gram) en Adidas Adizero Takum Zen (180 gram)
  • 4% Nike Vaporfly (200 gram)
  • 6% Nike Vaporfly Next % (200 gram)

Onderzoeksresultaten schoenen

Tenslotte
Voor wie meer wil weten, is het complete artikel over de test van Claus Hechmann hier te vinden. Google translate tippen we als je met Deens minder uit de voeten kunt. Eigenlijk is het artikel voor Nederlanders best wel te lezen als je woorden als ‘hastighed’ weet te plaatsen als ‘snelheid’.

Lees verder...